vrijdag, april 03, 2009

Fris en helder Salamanca

foto: toren van het klooster der Ursulinen, Salamanca

Plof en ik komen ’s avonds aan en lopen door de stad met het laatste licht van de dag. Het centrum van Salamanca is in zijn geheel gerestaureerd. Gevelreclame en -verlichting zijn minimaal. Een groot deel van de gebouwen is in gotische, romaanse, renaissance- en barokstijl bewaard gebleven en de stad straalt een sfeer uit vergelijkbaar met die van Florence of Brugge. Salamanca's stadscentrum staat sinds 1988 op de Werelderfgoedlijst van UNESCO. De cafécrème-kleurige steen waar de gebouwen uit zijn opgetrokken domineert. Een koude wind blaast de straten schoon en de stad is helder, zuiver alsof de heiligen die op de gevels staan afgebeeld een spoor van purificatie hebben achtergelaten.

De straten worden gevuld door grote groepen pubers. Een invasie van scholieren, vooral uit Frankrijk en Spanje. Blijkbaar is de week voor Pasen het uitgewezen tijdstip voor stedentrips. De leerlingen worden vergezeld door een of twee docenten, vaak met een vermoeide, wanhopige, soms ongelukkige blik in hun ogen.
”Rechts de kerk van San Marcos”, roept de docent. Een enkeling werpt een vluchtige blik naar rechts, maar de meesten zijn te druk met elkaar bezig. Ze lopen met hun mobieltje in de hand, maken foto’s van elkaar, lachen, giechelen, flirten.

De ijzige wind duwt ons tenslotte een restaurant in. Casa Paca is ons zeer aanbevolen door autochtonen. Het personeel is weggelopen uit een aflevering van de Addams Family. Een lang type met een kaal hoofd en een sacherijnig smoelwerk buigt bij het naderen van onze tafel telkens als een knipmes. Alleen de barst in zijn schedel ontbreekt. Verder worden we bediend door een korte dikke ober met een vals glimlachje en een bleke magere jongen met een droeve, vermoeide uitdrukking op zijn gezicht. Nee, twee keer voorgerecht en een hoofdgerecht is niet mogelijk. In dit deel van het restaurant moet u elk een hoofdgerecht verorberen, laat het knipmes ons weten.
Dat is wel wat vreemd, op een maandagavond, met nog geen kwart van de tafels in het restaurant bezet. Plof fluistert me toe dat ze dit nog nooit eerder heeft meegemaakt.
Dan maar twee keer vis.
"Toch geen kweekvis?”, vraagt Plof voorzichtig, als echte Gallega.
“Alleen de dorada (goudbrasem) is kweekvis”, verzekert ons het knipmes. Ik bestel lubina (zeebaars), Plof kiest de rodaballo (tarbot).

Een kwartiertje later ligt de vis op ons bord. Die van Plof is rauw. Het knipmes neemt de vis mee terug naar de keuken. Ook mijn vis blijkt voor de helft rauw en de kleine dikke grijpt mijn bord en huppelt er mee weg. “Het ligt te ver van zee”, mompelt Plof.
Een kwartier later ligt dezelfde vis weer voor onze neus, maar nu gaar. Geen excuses van ober of kok, geen blikken of blozen. De vis is trouwens uitstekend, dat moet wel even vermeld worden. Daarom niet geklaagd, voor 40 euro p.p. namen we een heerlijke, unieke, macabere restaurantervaring mee naar huis.

Geen opmerkingen: