zondag, september 28, 2008

Converteren van FLAC naar WAV

Afbeelding: George Taylor (Charlton Heston) kust Dr. Zira (Kim Hunter) in Planet of the Apes.

Het blijkt dat mijn blog veel bezocht wordt door domme apenkoppen die willen weten hoe ze verschillende soorten muziekbestanden kunnen converteren om ze vervolgens op een CD te branden. Ik heb hiermee een geheel nieuwe doelgroep aangeboord, die ik beter maar kan koesteren, want in educatief opzicht is ze zeker de moeite waard. Daarom: Welkom beste Apenkop! Wellicht dat ik u als muziekliefhebber er op deze manier toe kan verleiden om eens een van mijn andere blogjes te lezen.

In een vorig stukje getiteld Dit is niet mijn Ding, van APE naar WAV legde ik uit hoe je APE bestanden kunt decomprimeren en vervolgens kunt omzetten naar WAV bestanden. FLAC (Free Lossless Audio Codec) is een ander formaat dat door veel mensen wordt gebruikt om muziekbestanden mee te comprimeren. Je kunt het bestand op je computer met een gewone player afspelen, maar je kunt er geen audio-cd’s mee branden. FLAC bestanden kunnen gemakkelijk worden geconverteerd naar mp3 of naar wav format met de Free MP3 WMA converter van Koyote Soft. Dit programma is freeware en kunt je downloaden van de site van Koyote Soft. Deze site doet soms wat vervelend daarom kun je de software ook hier downloaden. Nu u al dit converteergeklets heeft doorgelezen vraag ik u vriendelijk om ook een van mijn andere blogjes door te spitten. Bij voorbaat dank voor de moeite,

Hoogachtend,

Uw Kleine Demoon

vrijdag, september 19, 2008

Veel Paralympiërs wisten van niets

foto: Dianyuan Wu (79) en Xiuying Wang (77), twee Chinese bejaarde vrouwen, moeten naar een werkkamp wegens het aanvragen van een vergunning voor een demonstratie tijdens de Olympische Spelen.

Let op! Gevoelige lezertjes kunnen dit stukje beter overslaan, want dit wordt een akelig blogje, een haatdragend, cynisch, vervelend stukje.

Gelukkig zijn de Paralympics nu ook voorbij. De Nederlandse atleten zijn vandaag ontvangen in Den Haag en kregen een lintje opgespeld. Bij die Paralympics heb ik het woord mensenrechten niet een keer horen vallen. Niet voor die Paralympische Spelen, niet tijdens, niet na afloop en vandaag tijdens die huldiging ook niet. Ik vraag daarom maar eens aan mijn buurvrouw wat ze daarvan denkt, want die heeft overal een mening over.
Ze zegt: “Het komt omdat gehandicapte mensen zielig zijn. Die mag je niet lastig vallen met mensenrechten".
“Dat is waar”, zeg ik, "en bovendien hebben gehandicapte mensen zelf ook al minder rechten dan andere mensen, omdat ze overal letterlijk en figuurlijk drempels tegenkomen. Dan moet je ze niet met de rechten van ándere mensen lastig vallen” .
“Daarnaast moet je niet vergeten”, vervolg ik, “dat er natuurlijk ook Paralympische sporters zijn die stom zijn, dus die kunnen sowieso niets zeggen over de mensenrechten in Peking. Dan zijn er de doven en de blinden en die weten waarschijnlijk helemaal niets af van die situatie in China”. “Goh”, zegt mijn buurvrouw, “daar had ik nog niet eens aan gedacht”.
“Ja, en dan komt het ergste nog”, roep ik, en ik kom nu echt lekker op dreef, “waarschijnlijk zitten er ook mensen bij die gehandicapt zijn, omdat ze gemarteld zijn. Die moet je natuurlijk al helemaal niet met mensenrechten gaan lastigvallen”. Nu besefte de buurvrouw dat ik misschien wel een mening over iets gaf. Ze raakte daardoor in verwarring en nam afscheid met de opmerking: “Daar ga ik even over nadenken”.

Dianyuan Wu (79) en Xiuying Wang (77), twee bejaarde Chinese vrouwen die herhaaldelijk een verzoek hadden ingediend om tijdens de Olympische Spelen te mogen demonstreren zijn voor een jaar naar een werkkamp gestuurd. Het ging niet om een demonstratie tegen de schending van de mensenrechten, maar om een protest tegen het slopen van hun huizen door de gemeente Beijing.

We hebben de atleten in China niet gehoord, noch de gehandicapten, noch de niet-zieligen. Ik hoop dat ik nog de dag mag meemaken dat iemand zegt: “het spijt me dat ik aan die Spelen van 2008 heb deelgenomen”. En misschien kan Balkenende die Chinese grootmoeders straks ook eens huldigen als ze uit het werkkamp komen.

zaterdag, september 13, 2008

Terugkeer van Superdepor?

foto: het strand van Riazor, in La Coruña, foto van Pedro Ferrer. Rechts, in het midden het stadion van Deportivo

La Coruña is een middelgrote stad, met 240.000 inwoners is het net iets kleiner dan bijvoorbeeld Utrecht. De stad is in het buitenland niet zo bekend, maar in de jaren negentig wist het voetbal La Coruña meer op de kaart te zetten. Veel voetballiefhebbers kennen sindsdien de naam van de plaatselijke voetbalclub. Real Club Deportivo de La Coruña, wordt in de volksmond kortweg Deportivo of Depor genoemd. Door de komst van enkele Braziliaanse spelers zoals Bebeto en Mauro Silva, en dankzij legendarische spelers als Francisco Javier González Pérez, voor de fans Fran, wist Deportivo, onder leiding van trainer Arsenio Iglesias uit te groeien tot een echte topclub.
De voetbalclub kreeg toen de bijnaam Superdepor. In 1999 werd Roy Makaay gecontracteerd en werd de vereniging kampioen van de Spaanse eredivisie. Deportivo ging Europees voetbal spelen en deed dat helemaal niet slecht. Maar in 2004 was het plotseling uit met het succes. Makaay verliet de club en ook andere veteranen, zoals Fran, Luque, en Mauro Silva vertrokken. Hun opvolgers, waaronder zijn Walter Pandiani en Diego Tristán, wisten de successen niet te evenaren.

Het belang van het voetbalsucces voor Galicië moet niet onderschat worden. Deportivo is voor Galicië op dezelfde manier belangrijk als het S.C. Heerenveen voor Friesland. Het laat zien dat de provincie meetelt, ook al loopt die op andere gebieden misschien ver achter.

Duveltje was er zelf bij toen Deportivo een paar weken geleden won van Atlético Madrid in de finale van de copa Teresa Herrera. Dat is het traditionele vriendschappelijke toernooi dat Deportivo organiseert voor dat de nieuwe competitieperiode begint. In het stadion hangt een ontspannen stemming. Bij Depor wandelt de hele familie, man vrouw kinderen oma’s en opa's ooms en tantes, het stadion binnen met tassen met broodjes en frisdrank en natuurlijk met paar grote zakken pipa’s, de zonnebloempitten, die de hele wedstrijd door worden gepeld en gegeten. Er wordt gewoonlijk niet gefouilleerd en alles gaat heel gemoedelijk. De vaste aanhang van Deportivo heet de Riazor Blues. Het is een van de weinige supportersclubs met een linkse politieke voorkeur en ze zorgen voor veel sfeer in het stadion.

Het stadion ligt vlak aan zee en na een overwinning van Deportivo zijn alle kroegen rondom het stadion en aan het waterfront blauwwit gekleurd en heerst er een fantastische sfeer. De verwachtingen voor deze wedstrijd waren niet al te hoog gespannen, de vorige wedstrijden van Deportivo in dit toernooi verdienden geen schoonheidsprijs. Duveltje had wel zin in een leuk potje en probeerde zijn Coruñese gezelschap voor de wedstrijd een beetje enthousiast te krijgen, met verhalen over vorige successen. Want Duveltje heeft hier samen met de Opzetzoon toch mooi Van Gaal zien en horen schreeuwen, Fernando Torres zien rennen, en Ronaldinho op doel zien schieten.

Deportivo – Atlético de Madrid werd uiteindelijk een mooie wedstrijd, vooral dankzij de drie doelpunten in de 1e helft. Sergio scoorde voor Depor uit een penalty, na een overtreding op de Depor-veteraan Valeron. In de 37e minuut schoot Sergio opnieuw de bal in het doel. Abreu van Atlético scoorde in de extra tijd van de eerste helft. Het werd 2-1 voor Deportivo, dat daarmee de beker voor de 9e achtereenvolgende keer wint. De tweede helft was wat minder, maar toen zat de stemming bij het publiek er al zo goed in, dat het allemaal niet meer uitmaakte. Deportivo had misschien wel een hart onder de riem nodig. Door de ondergang van Fadesa (zie mijn blogje van 1 september) raakte de club zijn hoofdsponsor kwijt. De spelers spelen nu zonder een sponsornaam op het shirt, iets wat toch uitzonderlijk is. Blijkbaar heeft de overwinning de club goed gedaan, want Deportivo won op 31 augustus met 2-1 van titelhouder Real Madrid. Op het ogenblik staat Deportivo 4e in de Spaanse competitie. Hopelijk wordt Depor dit jaar weer Superdepor en kunnen de Coruñezen hun neuzen weer eens trots rechtop in de frisse Atlantische zeewind steken.

woensdag, september 10, 2008

Le Petit Diable à Aix-la-Chapelle - 2

afbeelding: schilderij, voorstellende een Hollands interieur, Pieter de Bloot (1601, Rotterdam - 1658, Rotterdam), werk gestolen uit de verzameling van het museum Suermondt-Ludwig. Olieverf op eikenhout. Meegenomen naar Canada door een zekere Alice Siano, in dienst geweest van de Russische regering. In 1954 verkocht aan kunsthandelaar Victor Spark te New York.

Zondagochtendstond had in Aken goud in de mond. Dáár straalde de zon volop en Duveltje vroeg uit bed gevallen pakte snel zunne spullekes bij elkoar, werkte zich door het verplichte hotel-onbijtbuffet met vruchtensalade en zoete broodjes heen, de koffie was te drinken, en vertrok opnieuw naar het centrum van Aix-la-Chapelle, dorstig naar kunstzinnig vermaak.

Zo kwam het dat ik voor de tweede keer in drie weken als eerste bezoeker een museum betrad.
Beet ik drie weken geleden de spits af in het museum Soares dos Reis in Porto, afgelopen zondag was ik de eerste bezoeker in het museum Suermondt-Ludwig in Aix-la-Chapelle. De overeenkomsten zijn opvallend. De bezoekers zijn op een hand te tellen, ook in dit museum zijn de museumwachten in de meerderheid en net als in Porto is de merchandising slecht geregeld.
Ik kan de oude museumcatalogus kopen voor vijftig eurocent, maar ik kies tenslotte toch de nieuwe uit 1994 (!) voor 12,80 euro. Hun trotse aanwinst uit 2006, weliswaar in bruikleen, een portret van een jonge man door Rembrandt van Rijn, staat er dus niet in.

Ik vraag bij de ingang naar een plattegrond van het museum. Nee, een plattegrond hebben ze niet, maar beneden rechts vind ik de net geopende tijdelijke expositie en boven de vaste collectie. Ik begin met de expositie, Schattengalerie, Verlorene Gemälde des Suermondt-Ludwig-Museums. De volledige collectie van het museum werd in de jaren dertig van de vorige eeuw op de gevoelige plaat vastgelegd. 230 werken verdwenen tijdens en na de 2e Wereldoorlog uit de collectie van het museum. Voor deze tentoonstelling zijn ongeveer 80 foto’s van de verdwenen schilderijen uitvergroot tot de werkelijke dimensies van de originele werken. Onscherpe zwart-wit foto’s die op een zwarte achtergrond hangen. Werkelijk, nooit in mijn leven heb ik een triestere tentoonstelling gezien. Het is alsof je door een grafkelder loopt .

Bij de tentoonstelling publiceert het museum de volgende tekst:

Bei den Verlustgemälden handelt es sich in erster Linie um Werke, die - heute meist subsumiert unter dem Begriff "Beutekunst" – zum Schutz vor Bombardierungen in die Meißener Albrechtsburg ausgelagert worden waren, wo sie wahrscheinlich unmittelbar nach dem Krieg von so genannten "Trophäenbrigaden" beschlagnahmt und in die Sowjetunion verbracht wurden. Vermutlich auf mehrere der ehemaligen Sowjetrepubliken verteilt, fristen sie nunmehr ein Schattendasein in nicht öffentlich zugänglichen Depots.

Bij de verloren werken gaat het in de eerste plaats om werken, die – tegenwoordig meestal aangeduid met “Beutekunst” – als bescherming tegen de bombardementen in de Albrechtsburg in de stad Meissen waren opgeslagen , waar ze waarschijnlijk meteen na afloop van de oorlog door zogenaamde Trofeeënbrigades in beslag zijn genomen, en naar de voormalige Sovjet Unie zijn vervoerd. Vermoedelijk over meerdere vroegere Sovjetrepublieken verdeeld, leiden ze nu een schaduwbestaan in ontoegankelijke opslagruimten (vertaling van de hand van le Petit Diable).

De zwart-wit foto’s vertellen een droevig verhaal. De toeschouwer krijgt nauwelijks een indruk van hoe het eigenlijke werk eruit heeft gezien. De expositie is waarschijnlijk op deze naargeestige manier ingericht in een poging om druk te leggen op Rusland en andere Oostbloklanden om de schilderijen op te sporen en weer terug te geven (hetgeen in slechts een enkel geval gebeurd is).

De organisatoren hebben nogal pech. Na jarenlange voorbereiding en research opent de tentoonstelling net nu de spanning tussen Rusland en de Westelijke wereld weer oploopt. De Russen zullen op dit moment niet geneigd zijn om een onderpand dat miljoenen waard is uit handen te geven.

Heeft u belangstelling, dan kunt u ook de even sobere website van deze tentoonstelling Schattengalerie bekijken, daar zijn 206 afbeeldingen te zien. Meer achtergrondinformatie over de tentoonstelling vindt u op artnet.de .

Gelukkig vind ik op de eerste verdieping van het museum een mooie collectie van Nederlandse en Vlaamse schilders uit de late Middeleeuwen, Renaissance en Barok, waaronder Ruysdael, een enkele Frans Hals en het Portret van een jonge man door Rembrandt van Rijn. Verder is er een fraaie collectie religieuze kunst te zien, met vooral veel houten beelden.

Het is droevig dat de werken die niet verdwenen of gestolen zijn hier hangen en staan voor slechts deze enkele, eenzame, duivelse bezoeker die hier op zondagmorgen een voet naar binnen durft te zetten. Net als in de opslagplaatsen leiden deze schilderijen hier in dit dode museum even goed een schaduwbestaan.

dinsdag, september 09, 2008

Le Petit Diable à Aix-la-Chapelle

Foto: en profil, de troon van Karel de Grote in de Dom van Aken.

Was het Lucifer, of was het Gabriel, die mij opriep: "Luister zunne, duveltje, ’t wordt nou toch eens tijd, dadde gij afreist naar Aix-la-Chapelle, om daar God’s huis te bezichtigen en de domtoren te beklimmen". Ik zweer dat het Aix-la-Chapelle was zoals dat klonk, en niet Aachen, of Aken, zeker omdat voorwaar het in het Frans veel de beter en schoner klinkt.

Terstond verreisde ik daarom naar Aix-la-Chapelle, waar ik rap de toren van de Aacherdom beklom, waarvoor ik God 2 euro moest betalen, nadat ik hem ook al 2 euro had betaald om in de benedenkerk mijn fototoestel te mogen gebruiken. Maar blijkbaar vond Onze Vader het toch wat te gortig dat Duveltje zo snel tot bovenaan de Dom was gekomen, want het begon er zowaar meteen fors te waaien en pijpenstelen te regenen. Ik maakte er wat plaatjes van en schoot toen snel naar beneden. Om de drie meter stond in die kerk een godsvruchtige Duitse vrijwilliger, met een plakkaatje om zijne nek, om aan te duiden dat het hier eentje in dienst van God betrof, om tegen de mensjes te zeggen dat ze nergens aan mochten komen, want die Dom is zó oud, die valt bijkans uit elkaar.

Onderweg stond ergens zo ene stijve Duitser stijf te wezen, naast wat stukken steen, waar over aan de achterkant een versleten roze kleedje hing. Ik vroeg deze oude gesteven vrijwilliger of het hier ook een altaar betrof, en hij keek mij minachtend aan en zei toen: "Dass hier, das ist der Thron von Karl der Grosse".
Maar ik had dat toch onmogelijk kunnen weten, want er stond geen bordje bij, en van de zijkant, en profil, zag het er ook niet uit als een troon. Ik mocht er ook niet omheen wandelen want alles was afgesloten. "En wandelde die Karel, die Grote, dan zo gewoon die kerk binnen, um hier die Messe bei zu wohnen?" vroeg ik dan. “Nein”, zei de stijverd, met strenge blik, “der Karl kwam binnen over een brug vanuit het paleis, zodat hij zich niet onder het gewone volk hoefde te begeven”. Ik zeg: “Weet u dat er in Brugge ook zo’n bruggetje bestaat naar de Onze Lieve Vrouwe kerk?” Ja, dat wist de bejaarde suppoost wel, want da was hij selbst gewesen, en hij ontstijfde en plotseling glimlachte hij ook. Ik schoot door naar beneden, waar God mij nogmaals een paar euro uit de zak probeerde te kloppen met stukjes steen van de Dom, boekwerkjes, ansichtkaarten en andere memorabilia, maar ik stond alweer buiten.
Meteen hield het op met regenen en kwam de zon tevoorschijn. Dat zat hem toch niet lekker, Der Ouwe, zo lachte Duveltje in zijn duivelse vuistje.

vrijdag, september 05, 2008

Tapas, lekker kneuteren

Foto: Nederlandse nep-tapa (Elzasser cervelaatworst, Amsterdamse ui, Griekse feta), copyright Duveltje

Wij Nederlanders houden van kneuterig gedoe. We houden van Anton Pieck, letterbakken, punniken, en we houden ook van kneuterig eten. Er is geen een land in Europa waar zo kneuterig wordt gegeten als in Nederland. Daarom importeren wij ook veel kneuter-eten uit het buitenland. De Indonesische rijsttafel was in de jaren zestig een groot succes. Lekker veel kleine, verschillende hapjes en niet duur. Daar kwamen in de zeventiger jaren de kaas- en vleesfondue bij, met eindeloos veel schaaltjes met sausjes, rauwkost en andere flauwekul. Genoeg om een lange, gezellige, donkere winteravond kneuterend door te brengen. In de jaren tachtig verdwenen de fonduepannen naar zolder en volgde het gourmetten. In de jaren negentig gingen we steengrillen, was de sushi in opkomst en verschenen ook de tapas.

De afgelopen vijftien jaar zijn in Nederland de tapasrestaurants als paddenstoelen uit de grond geschoten. De meeste van deze tapastenten serveren voedsel van twijfelachtige kwaliteit. Er worden veel conservenblikken opengetrokken en er wordt veel ontdooid en opgewarmd. Duveltje heeft, samen met zijn Spaanse vrouw Plof, zelf ooit eens een restaurantje gehad in de buurt van Barcelona. Tapas kunnen veel geld in het laatje brengen, en daarom kwamen we spoedig op het idee om ook tapas te gaan verkopen. Spanjaarden eten “met het oog”. Daarom staan er op veel bars glazen vitrines. In een tapasbar liggen er verschillende soorten tapas in deze vitrines. Het woord tapas komt van het werkwoord tapar, dat bedekken betekent. Een tapa is dus een hapje dat de honger moet toedekken, oftewel stillen.

In Spanje zal je geen tapas-restaurants vinden. Tapas worden daar geserveerd als voorgerecht, of als snack, meestal in bars en cafeteria’s en ook wel in restaurants, maar niet in tapas-restaurants. Na het nuttigen van een of meerdere tapas wordt er in Spanje ècht gegeten.

Er zijn honderden, misschien wel duizenden soorten tapas. Iedere Spanjaard heeft zijn eigen favoriete tapas. In Galicië worden er veel schaal- en schelpdieren gegeten. Net als in Portugal zijn de berberechos (kokkels), mejillones (onze Gewone Mossel, oftewel de Mytilus edulis), almejas, (een ander soort mossel) en percebes (eendenmosselen) heel populair.
De tapas die in Spanje het meest geserveerd worden bij een glas wijn of een biertje zijn olijven, gevuld met paprika of met ansjovis, plakjes chorizo of gerookte ham, worstjes, de tortilla Española en de pincho’s. Een pincho is een prikkertje met bijvoorbeeld een stukje brood, ham en een olijf. Je hebt tapas die bestaan uit groenten, zoals een kleine portie spinazie, of bonen en ook zijn er warme tapas. Kroketten, gebakken of gefrituurde aardappeltjes, gehaktballetjes, inktvis, kippenvleugeltjes of pootjes, gebakken visjes en ga zo maar door.

In het Nederlandse tapas-restaurant dat ik vorig jaar bezocht stonden er gefrituurde kikkerbilletjes, rijstballen met kaas, rundvlees in yoghurtsaus en stukjes Turks brood met “tapanade” op de kaart. Al die zaken, inclusief de “tapanade” heb ik in Spanje nog nooit gezien en geproefd. De “tapanade” heeft niets met tapas te maken, heet eigenlijk tapenade en komt uit zuiden van Frankrijk.

Duveltje en Plof probeerden het in hun eigen Spaanse restaurant ook met tapas, maar kwamen er al snel achter dat het geen makkelijke business is. Als we de vitrine volstouwden met tapas kwam er geen (Spaanse) hond langs en de meeste tapas zijn niet lang houdbaar, zeker niet in het Middellandse Zeeklimaat. De gekoelde vitrines zijn handig, maar kosten veel stroom. Als het eten er lang in ligt droogt het uit en ziet het er lelijk uit. Als we geen klandizie verwachtten stond de zaak plotseling vol met mensen die om tapas zeurden. Uiteindelijk hebben we de vitrine verkocht.

Nog een tip. Als u toch tapas wil gaan eten, let dan goed op als u een zogenaamd tapasrestaurant binnenstapt! Verzeker u ervan of er in de keuken echte Spanjaarden werken of dat u te maken heeft met als Spanjolen vermomde Argentijnen, Mexicanen, Turken of nog veel erger: Nederlanders. Geloof mij, u proeft het verschil. Een echte Spanjaard is trots op zijn keuken en zal u niet snel blikvoer voorzetten.

maandag, september 01, 2008

Wereldberoemd in Galicië

foto links : Armancia Ortega, rechts: Manuel Jove

Galicië is een van de armste provincies van Spanje, maar natuurlijk is niet iedereen in Galicië arm, berooid en onsuccesvol. Er zijn ook Gallego’s die het ver geschopt hebben. In Nederland kennen velen zeker de naam Óscar Pereiro, de winnaar van de Tour de France in 2006. De dictator Franco was een Galiciër, hij was afkomstig uit Ferrol. De in Galicië geboren schrijver Camilo José Cela ontving in 1989 de Nobelprijs voor de literatuur.

Twee namen die u waarschijnlijk niet kent, maar die in Galicia vaak over de tong gaan, zijn Armancio Ortega en Manuel Jove.
Armancio Ortega begon zijn carrière in een naaiatelier waar keukenschorten werden gemaakt. In 1975 opende hij een klein winkeltje in La Coruña, waar hij overhemden verkocht. In 1975 begon hij met de eerste kledingwinkel onder de naam Zara. De winkel was een succes en Armancio Ortega begon een imperium op te bouwen. Tegenwoordig verschaft de multinational Inditex werk aan tienduizenden mensen in Galicië en daarbuiten. Armancio’s huidige vermogen schijnt meer dan 25 miljard euro te bedragen. Hij staat nummer 22 op de lijst van Forbes voor 2008. Behalve Zara, maken ook de winkels van Massimo Duti, Pull & Bear en Bershka onderdeel uit van Inditex.

Even berucht als bekend is Manuel Jove Capellán, de multimiljonair die vorig jaar het door hem opgebouwde makelaars- en aannemersbedrijf Fadesa verkocht. Evenals Armancio Ortega startte Jove met bijna niets. Hij begon als hulpje van zijn vader, als eenvoudige timmerman.
Ook Manuel Jove’s grote succes kwam in de jaren zeventig. Boze tongen beweren dat het welslagen van Jove voor een groot deel aan zwart werk te danken was. In 1980 werd Fadesa opgericht, een onderneming die uitgroeide tot een internationale aannemers- en onroerendgoedmaatschappij met een opvallende voorkeur voor lagelonenlanden, waaronder Marokko, Portugal, Hongarije, Roemenie. In de Forbeslijst van 2008 staat Jove nu op nummer 307.
Fadesa werd vorig jaar, voorjaar 2007, overgedaan aan Fernando Martín Álvarez, directeur van Martinsa, ook een onroerendgoedbedrijf. Op dit moment gaat het erg slecht met de Spaanse economie. De crisis is te vooral danken aan de slechte markt voor onroerend goed. Het aanbod van woningen is veel groter dan de vraag. Toen de prijzen omhoog gingen dachten veel Spanjaarden hun slag te kunnen slaan en boden hun woning te koop aan. Dit zorgde voor een overschot in het aanbod. De neergang was er al voordat de internationale kredietcrisis losbarstte, maar deze heeft wel een versterkend effect gehad op de Spaanse onroerendgoedmarkt. Door het uitblijven van inkomsten is er bij Martinsa-Fadesa een liquiditeitsprobleem ontstaan. De onderneming heeft in juli uitstel van betaling aangevraagd bij de rechtbank in La Coruña. De totale schuld van het bedrijf schijnt meer dan 7 miljard euro te bedragen. De banen van duizenden mensen, waaronder veel in Galicië, maar ook in andere Spaanse provincies en in het buitenland, staan op het spel. Jove kocht voor het geld aandelen in de Baskische bank BBVA en werd de grootste particuliere aandeelhouder in deze bank. In de Forbeslijst van 2008 staat Jove nu op nummer 307.

Het gerommel van Jove heeft ook in onze directe omgeving zijn sporen achtergelaten. Eerder schreef ik al een stukje over het project Costa Anacara dat Fadesa begon in een dal tussen de dorpen Miño en Pontedeume, een gebied met een oppervlakte van 160 hectare. Op de satellietfoto is duidelijk te zien hoe de urbanisatie over een lengte van tenminste vijf kilometer een gat in her voorheen beboste landschap heeft geslagen.
Voor de bouw begon zagen wij op onze finca nauwelijks vogels. Nu hun oorspronkelijke woongebied hen is ontnomen zien we bij ons plotseling uilen, spechten, mezen en nog veel meer. Aan de duizenden woningen die dichtbij ons buitenhuis in Miño werden gebouwd wordt op dit moment niet meer gewerkt. Een honderdtal is er verkocht, de rest staat kaal en onafgebouwd, de bouwvakkers zijn vertrokken. De kans is groot dat Costa Anacara vooral een woongebied wordt voor ratten en slangen.