woensdag, juli 30, 2008

Espinacas a la Catalana

afbeelding: Duveltje kan ook koken.

Om het zomerreces te compenseren en tevens om de leegte na het einde van de Tour een beetje op te vullen richt ik me maar op het culinaire. Hopelijk levert dat weer wat lezertjes op.
De Catalaanse keuken heeft niet mijn voorkeur. In Galicië eten de mensen veel beter, voornamelijk omdat de grondstoffen van een veel hogere kwaliteit zijn. Maar een van mijn favorieten is toch de Catalaanse spinazie, oftewel de Espinacas a la Catalana. U kunt dit gerecht eten als voorgerecht, maar ook als bijgerecht, bijvoorbeeld bij lamskoteletjes in combinatie met gebakken aardappeltjes.

Ingrediënten (4 personen):

1 kilo Spaanse spinazie
75 gram rozijnen
50 gram pijnboompitten
evt. 100 gram spekblokjes of achterham
peper en zout naar smaak.
1 à 2 lepels olijfolie

Bereiding:

De spinazie wassen en koken totdat deze gaar is.
Een of twee lepels olijfolie in een koekenpan opwarmen.
De pijnboompitten en de rozijnen op laag vuur 1 à 2 minuten al roerend bakken.
De spinazie uit laten lekken, daarna toevoegen aan de pan. Door elkaar roeren, van het vuur afnemen.
U kunt voor het opdienen eventueel wat slagroom toevoegen en door de spinazie heen roeren.
Peper en zout naar smaak toevoegen.

Dit recept is uitstekend zonder vlees, oftewel vegetarisch.
Als u toch behoefte heeft aan vlees kunt u voordat u de pijnboompitten en de rozijnen toevoegt alvast het spek aanbraden of de ham toevoegen.

Als u geen Spaanse spinazie kunt krijgen neemt u maar Nederlandse, die is eigenlijk ook beter dan de Spaanse.

Antihelden deel III - Columbo

Scene uit Mickey and Nickey, met Peter Falk en John Cassavetes.

Een van de meest populaire antihelden uit de jaren zestig en zeventig is Inspecteur Columbo. Vooral dankzij de fantastische karakterrol van Peter Falk. De figuur van Columbo was al eerder vertolkt door andere acteurs, maar het was vooral Falk die het personage van de ogenschijnlijk morsige en naïeve inspecteur zo fraai gestalte gaf.

Columbo weet de meest geslepen crimineel in een hoek te drijven door zich voor te doen als een saaie, naïeve politieman met weinig talenten. De misdadiger wordt daardoor in veel gevallen overmoedig en laat steken vallen, waar de inspecteur vervolgens dankbaar gebruik van maakt. Peter Falk was de rol op het lijf geschreven. Klein van gestalte, een glazen oog waardoor het leek alsof hij ongeïnteresseerd weg staarde, altijd dezelfde saaie bruine regenjas, een half opgerookt sigaartje in de hand, vaak een deukhoedje op, zo trok hij ten strijde.

Net als zijn collega-detectives in andere beroemde series, zoals Derrick en Der Alte, stelt Falk vlak nadat hij een interview of een ondervraging met een verdachte heeft beëindigd, nog een vraag: “Oh, just one more thing” of “just one more question”. De verdachte krijgt het gevoel dat de inspecteur maar als een lastige vlieg om zijn hoofd blijft zoemen. In de ogen van de misdadiger is Columbo een domoor, een ongeïnteresseerde ambtenaar die zo snel mogelijk weer naar huis wil om zijn pantoffels aan te trekken. De verdachte vergist zich hierin en loopt zo in de val die de inspecteur voor hem uitzet. Hij wordt onachtzaam, hij begaat een fout, verspreekt zich, wordt overmoedig, gaat gewoon door op de door hem ingeslagen weg. Columbo jaagt hem op, de dader probeert alsnog de sporen uit te wissen en loopt daarna tegen de lamp.

De antiheld is net zoveel Peter Falk als Columbo. Dit wordt bevestigd door de rol die Wim Wenders hem gaf in zijn film “Der Himmel über Berlin”. Hierin speelt Falk een ex-engel. Terwijl Falk door Berlijn loopt komt hij een groep jongens tegen. Een van de jongens zegt: “He, is dat niet Columbo?”. Een ander antwoordt: “Nee, dat kan niet, toch niet met die miezerige jas!”. Peter Falk mocht van Wim Wenders een groot deel van zijn rol in deze film improviseren. Je kan zo goed zien hoeveel Falk er in de rol van Columbo zit. Dat zie je ook in andere films zoals bijvoorbeeld in Mickey and Nickey van Elaine May. Het is bewonderenswaardig dat Falk nooit de vreemde rollen en de independent movies uit de weg ging.


Peter Falk in Der Himmel ueber Berlin

maandag, juli 28, 2008

De leegte na de Tour

Afbeelding: Gisteren tijdens de etappe naar Parijs. Twee renners hebben voor de grap even helmen van motorrijders opgezet.

Vandaag valt er weer een grote leegte in het leven van Duveltje, net als in het leven van duizenden andere Nederlanders en ook van duizenden Fransen, Italianen en Spanjaarden. Want de Tour de France is weer voorbij. Dit jaar had ik het geluk dat ik vaak ’s middags al een deel van de etappe kon volgen, omdat ik al half op vakantie was.
Gelukkig heeft Carlos Sastre deze Tour gewonnen, dankzij zijn aanval op de Alpe d’Huez. Dennis Menchov werd vierde en heeft aan sympathie gewonnen onder het publiek. Hij probeerde het wel, maar kon gewoon niet harder rijden, hoe graag hij dat ook wilde en hij kwam daar eerlijk voor uit. De Rabobankploeg eindigde als derde in het ploegenklassement en de tien Nederlanders hebben allen de finish in Parijs gehaald en dat is natuurlijk een mooie prestatie. Enge Evans is het gelukkig niet geworden. Een vreselijk mannetje, met een akelig humeur en een eng hoog stemmetje dat het gebrek aan kloten verraadt. Bovendien is het niet leuk als iemand van buiten het Europese continent deze ronde wint, want de Tour is een echt Europees sportevenement. Duveltje was blij toen die Armstrong eindelijk eens ophoepelde.
Ondanks Moises Duenas, Riccardo Riccò en Manuel Beltran die werden betrapt op dopinggebruik was het een fraaie Ronde van Frankrijk. Vooral dankzij de mensen van de NOS, die alle complimenten verdienen voor hun prachtige professionele en creatieve aanpak. Ik hoop dat dit zo blijft als Mart Smeets er op een dag mee op houdt. Maar Smeets mag van mij nog een tijdlang de ploegleider van het Studio Sport Wielrenteam blijven. De NOS was compleet, met de leuke achtergrondreportages van Philip Freriks, met het Tourjournaal, met de fraaie website, met columns en veel video- en geluidsopnames. Herbert Dijkstra en Maarten Ducrot deden het prima in de live-verslagen van de etappes. Gelukkig kreeg Maarten gelijk met zijn uitspraak dat je de Tour niet kan winnen zonder aanvallend te rijden. Naast de reguliere dagelijkse uitzendingen waren er als extra mooie televisiedocumentaires over Greg Lemond, Michael Boogaard, Jan Janssen, en Theo Bos. Een magnifiek einde op de laatste zondagmiddag met Mart Smeets, Philip Freriks en Jan Jansen en een mooie eindsprint op de Champs-Élysées.
Het is leuk dat er in de aankondiging van de televisieprogramma’s muziekjes worden gedraaid van de Rolling Stones en andere rockartiesten in tegenstelling tot de domme discodeuntjes van de concurrerende programma’s. Duveltje heeft geen televisietoestel, maar de NOS gebruikt op de site van Studio Sport het geweldige Silverlightprogramma. Dat Silverlight heeft me de hele toer niet één keer in de steek gelaten heeft. Zelfs in de volledige schermweergave is de kwaliteit nog redelijk. Daarnaast had ik het blad Wielerrevue gekocht, met prachtige foto’s van Cor Vos, en alle informatie over de favorieten en over de etappes. Ik was er net zo blij mee als vroeger met de Donald Duck.
Mart Smeets vond het zelf geen goede Tour, maar dat ben ik niet met hem eens. Al die rondes waar Armstrong zo sterk domineerde, waren die dan zo leuk? Maarten Ducrot vond de Tour van dit jaar wel leuk. “Het wordt weer menselijk”, zo zei Maarten. De doping verdwijnt en het niveau nivelleert en iedereen krijgt weer kansen om eerlijk te winnen. Hopelijk krijgt hij gelijk, maar wielrennen is en blijft een duivelse sport.

zondag, juli 27, 2008

Het is er! Babyboom - Het Vervolg

Afbeelding: De Anunciación van Beato Angélico, in het museum van het Prado in Madrid. De aartsengel Gabriël brengt de Heilige Maagd Maria het grote nieuws.

Gelukkig. We kunnen er weer tegenaan. Zou Caroline Tensen mijn tip voor een Nationale Voortplantingsdag nog hebben opgepikt?
Het kan natuurlijk beter met dat Babyboom. We willen graag nog véél meer weten over hoe andere mensen zich voortplanten. We willen eigenlijk ook graag zien hoe ze het doen, dus liefst een kijkje in de slaapkamer.
Wat te denken van een paar verborgen camera's, zodat heel Nederland kan mee gluren? Wat doen ze goed? Wat doen ze fout? Misschien moeten ze wat doping gebruiken? Wat alcohol om los te komen? Pluspunten voor de creatieve standjes, minpunten voor gebrek aan fantasie. Zijn er stellen die toch misschien stiekem voorbehoedsmiddelen gebruiken? Het is niet ondenkbaar dat er inmiddels mensen zijn die zo gewend zijn aan het gebruik van condooms als middel tegen SOA’s dat ze niet vermoeden dat het de bevruchting bemoeilijkt.
Die Tensen moet weg, want die heeft twee kinderen. Het programma moet gepresenteerd worden door iemand die zelf óók gaat proberen om kinderen te krijgen, vanuit dezelfde underdogpositie als die 100 stellen.
De tussenstand na de vorige Babyboom: 55 stellen hebben inmiddels een kindje, 8 stellen zijn nog zwanger (sic! in de serie wordt niet de vrouw zwanger, maar het stel). Er zijn 26 meisjes en 29 jongetjes geboren. De resultaten komen volgens gynaecoloog Bob Boom, die meewerkt aan het NCRV-programma, overeen met het landelijk gemiddelde. Dat lijkt me op zo’n kleine steekproef wel erg toevallig en ik vraag me daarom af of Onze Lieve Heer misschien niet ook een duit in het zakje doet door af en toe bij te dragen met een kleine onbevlekte ontvangenis.

donderdag, juli 24, 2008

North Sea Jazz 2008 – IV- Bernie Wallace, Disorder at the Border & Buddy Guy

Foto: Buddy Guy, van de zotte.

Dit is het laatste stukje over het North Sea Jazz festival. Een beetje verlaat wegens omstandigheden en lang nadenken over wat ik zou gaan schrijven.

Het percussiegeweld van Youssou N’Dour ontvlucht zochten we onderdak bij Bennie Wallace met zijn Disorder at the Border. Wallace speelt sublieme bop & swing, de kenners noemen het post-bop.

Disorder at the Border is een project dat door tenorsaxofonist Wallace werd opgezet om het repertoire van saxofonist Coleman Hawkins te coveren. De bezetting waarmee Wallace op het North Sea Jazz festival optrad was excellent. Vooral trompettist Mike Rodriguez speelde briljante partijen, net als Wallace zelf, die er echt zin in had en een uitstekende set blies.

Buddy Guy is inmiddels al bijna 72 jaar oud, maar ondanks die hoge leeftijd komt hij op het podium bijzonder energiek over. Ook zijn gitaarspel heeft er niet onder geleden want zijn vingers dansen nog snel en behendig over de hals van zijn witte Fendergitaar heen. Humor speelt een belangrijke rol in de show van Buddy Guy. Alle kunstjes en trucs passeren de revue. Buddy speelt gitaar met zijn tanden, met zijn buik. Hij haalt de gitaar over zijn hoofd heen en legt hem in zijn nek. Een tijd lang ligt de gitaar op een luidsprekerbox met een handdoek om haar nek, terwijl Buddy tegen haar praat, alsof het een boxer betreft die tussen de ronden uitrust en wordt toegesproken door de coach.

De gitarist maakt een tocht door de zaal heen, afgeschermd door beveiligingsmensen en wandelt zelfs de zaal uit in de richting van de eettentjes. De hele tocht is op het grote videoscherm in de zaal te volgen. Alles bij elkaar duurt de wandeling een kleine tien minuten. Het publiek vindt het prachtig.
De andere muzikanten van de band spelen het hele optreden nogal slaafs mee. Er wordt door de bassist en de slaggitarist niet gelachen, geen glimlach zelfs en er wordt niet naar elkaar gekeken. Alleen de keyboardman krijgt de kans om in een komische duelsolo zijn kunsten te vertonen. Verder treedt alleen de meester zelf op de voorgrond. Die lacht wel telkens breeduit, maar het is allemaal net een beetje te humoristisch. Met deze show zou Buddy ook in het circus terecht kunnen en dat is mij teveel van het goede. Blues is toch iets wat over weemoed en ellende gaat, over de verscheuring van het hart. Als dat teveel op de achtergrond raakt is de muziek niet meer geloofwaardig.

donderdag, juli 17, 2008

North Sea Jazz 2008 – III- Youssou N’Dour en Alicia Keys

Een van de meest geliefde attracties bij een bezoek aan de Bijenkorf vroeger was een rode kast waar een aapjesorkest in stond. Moeder gooide er een kwartje in en dan begonnen de aapjes vrolijk heen en weer te schudden en klonk er een lekker muziekje. Toen ik vijf jaar oud was moest mijn moeder mij aan een arm wegsleuren van die mooie machine. Vijf jaar later liep ik er zonder omkijken langs. De band van Youssou N’Dour leek afgelopen zondagavond wel wat op dat apenorkestje. Een bandje met een bassist, een gitarist, een drummer, een keyboardman, een percussionist, dat stond te spelen alsof iemand ergens een kwartje in had gegooid.

Duveltje heeft zelf opgetreden en op podia muziek gemaakt. Het leven van een artiest gaat niet over rozen. Meestal moeten muzikanten uren reizen voordat ze op de plaats van het optreden arriveren. Daarna is het wachten, … soundchecken, ... weer wachten. Tochtige kleedkamers, mensen die aan je trekken, of juist van je af willen zijn. Ik vermoed dat de muzikanten van Youssou N’Dour moe waren. Het Afrikaanse gezelschap leek mat en ongeïnspireerd. Dezelfde avond moest de band ook nog eens op het Cactusfestival in België spelen. Tijdens het concert op het North Sea Festival schommelde het tempo vreselijk. Het geluid was niet best. Er was een overdaad aan rommelig getrommel op een te hoog volume. Vooral Assane Thiam drong met zijn Tamatrommeltje veel te veel op de voorgrond. Jammer. Youssou N’Dour is een artiest die zich hard maakt voor mensenrechten, voor gelijkheid en andere goede zaken. In Time Magazine werd hij in 2007 genoemd als een van de 100 meest invloedrijke artiesten ter wereld. Ik zou graag een stuk mooie muziek van zo’n held beluisteren, maar dat zat er afgelopen zondag niet in. Na het derde stuk percussielawaai sloeg ik op de vlucht.

Nog even over Alicia Keys. Om met Alicia mee te mogen zingen moest je bovenop de dagkaart van 75 euro nog eens 15 euro extra neertellen. Maar daar kreeg je ook wat voor.

Een deel van de tekst van het liedje No One:

Through the days and nights
I don’t worry cause
Everything’s gonna be alright
People keep talking
They can say what they like
But all I know is everything's gonna be alright

De fans zongen dit lied, ondanks de moeilijke tekst, uit volle borst mee en deden dit met een grote glimlach op het gezicht. Duveltje kan dus schrijven wat hij wil, maar voor Alicia blijft het toch led for old iron. Eén ding is zeker: het was een grote publiekstrekker en vooral dankzij Alicia zijn er in 2008 op het Noordzee Jazzfestival meer hamburgers, pannekoeken, en falafels verkocht dan ooit tevoren. Voor degenen die er niet bij waren schrijf ik hier nog op dat Alicia een gewone spijkerbroek droeg en een beetje te dik was.

dinsdag, juli 15, 2008

North Sea Jazz 2008 – II - De Britho's en Joe Jackelson

foto links: Gnarls Barkley, Danger Mouse en Cee-lo, The Odd Couple, De Britho's (Brian Burton en Thomas Callaway) foto rechts: Joe Jackson

Is het een veeg teken als je voor een duo tenminste vier gekke namen nodig hebt? Cee-Lo (1) en Danger Mouse (2) willen een beetje opvallen. Dat lukt The Odd Couple (3) aardig want ze hebben miljoenen downloads verkocht en het zelfs tot het Noordzee Jazzfestival gebracht. Maar Gnarls Barkley (4) voldoet niet aan de verwachtingen. Het is popmuziek op amateurniveau, die niet kan ontroeren op omdat de spontaniteit er al lang af is, waarschijnlijk vanwege het grote succes.
Zanger Cee-Lo was slecht bij stem en maakte zijn lange uithalen niet af, hij was niet toonvast en voor de helft goed zingen telt niet op het noordzeeniveau. Alles beneden Rotterdams Peil, zeg maar.

Hester Carvalho noemde in de NRC de songs ingenieuze muzikale bouwwerkjes. Wat mij betreft zijn het oninteressante muzikale bouwvalletjes en origineel is het ook niet. Moby maakt al tien jaar lang dit soort muziek in de hoek van techno-soul-hop-pop.

Het publiek liet zich de muziek niet zomaar door de strot douwen en een groot voordeel van North Sea Jazz is dat de toeschouwers meestal makkelijk van zaal kunnen wisselen. Vandaar dat veel mensen wegliepen en de Gnarls Barklies voor een half lege zaal speelden.

Bij Joe Jackson was de zaal tot de nok toe gevuld en het publiek bleef. Sinds zijn album Jumpin’ Jive uit 1981 wordt er een jazzstempel gezet op de muziek van Joe Jackson. Vandaar dat hij zonder moeite in het programma van het Noordzee Jazzfestival geplaatst kan worden. Zelf vond Joe blijkbaar dat hij er eigenlijk niet thuishoorde. “Hoewel ik geen jazz speel heeft het nummer dat we nu gaan spelen wel wat jazzdingetjes” zei hij op een gegeven moment.

Zelf ben ik nooit zo’n fan van Joe Jackson geweest. Ik vond "Is She Really Going Out with Him?" (1978) destijds een mooie song, maar daar hield het wel mee op. Sinds gisteren ben ik een fan van Joe Jackson. Hij was een van de muzikanten op het festival die authentiek durfden te zijn.

Een goede muzikant kan ook zonder hoog volume of lawaai uit de voeten. Goed gebruik makend van stilte en volumeverschillen wist Joe Jackson een prachtige spanning op te bouwen. Op de momenten waarop er meer kracht en volume nodig was miste ik wel andere instrumenten. Graham Maby is geen bassist die te lege ruimte kan compenseren en ook drummer Dave Houghton is geen virtuoos muzikant. Maar Joe voelt zich met deze oude maten blijkbaar het meest op zijn gemak en ook dàt gevoel weet hij op het publiek over te dragen.

Hoe dom is het publiek? Waarom moet een artiest origineel zijn als de concertgangers alles als zoete koek slikken? Zo riepen Alicia Keys en Buddy Guy gisteren allebei opnieuw “come on, clap your hands”, “sing along with us”, “say hey” en zong het publiek braaf mee, en riep het “hey” en klapte het in haar handen en gilde en joelde het bij het obligate “Thank you, Rotterdam”en Thank you North Sea Jazz”. Dankzij de antirookcampagne zijn de aanstekers bij de langzame nummers nu verdwenen. Daarvoor in de plaats gekomen zijn de digitale cameraatjes en mobieltjes die de mensen boven hun hoofd houden.

Joe Jackson doet gelukkig niet mee aan dat populaire gedoe. Hij doorbreekt het juist door net even iets anders te spelen of te zingen. Tijdens het laatste nummer kon je een speld horen vallen. Iets wat bij andere artiesten vaak onmogelijk is omdat het publiek zo graag mee wil doen. Terwijl bij alle bands de zanger(es) aan het einde van een optreden het eerst van het podium verdwijnt is dat bij Joe Jackson juist andersom. Dat soort dingen maakt hem sympathiek. Joe Jackson heeft aan zijn eenvoudige naam genoeg. Mijn vrouw was helemaal weg van Joe, maar ze is niet zo goed met namen en heeft het sinds zondag steeds over die geweldige Joe Jackelson.



maandag, juli 14, 2008

North Sea Jazz 2008 – I - Dweezil

foto: De Zappa's

Het was al een tijdje geleden dat Duveltje het Noordzee Jazz Festival mocht bijwonen. Het Noordzee Jazz Festival is geen jazzfestival, maar niet alle genodigden zijn daarvan op de hoogte. Joe Jackson merkte tijdens zijn optreden op dat hij zich afvroeg zich af wat voor muziek hij op een jazzfestival moest spelen. Ook Dweezil Zappa vertelde het publiek dat zijn bandje eigenlijk geen jazz speelt. Net als Joe Jackson zei de gitarist ergens tijdens het optreden zoiets als “maar dit volgende nummer is wel een beetje in die richting”.

Op het North Sea Jazz festival is een ratjetoe van muziekstijlen te horen. Dat is mooi, want zo krijg je een heleboel verschillende soorten publiek en musici bij elkaar, die gewild of ongewild kennis maken met verschillende soorten muziek.

Bij elkaar lukte het ons om te kijken en te luisteren naar Dweezil Zappa, Joe Jackson, Alicia Keys, Grupo Fantasma, Youssou N’Dour, Bennie Wallace, Buddy Guy, en Gnarls Barkely. Dat is teveel voor een blogje.

Daarom beginnen we maar met Dweezil (the weasel?). Zappa plays Zappa heet de show van Frank Zappa’s zoon. Opportunistisch, natuurlijk. Nee, ik verwijt Dweezil niet dat hij Frank naspeelt, integendeel. Wat kan je eigenlijk beter doen dan de muziek van je beroemde vader ten gehore brengen? Dweezil bokst altijd op tegen dat enorme genie van zijn vader. Iedereen zoekt Frank in Dweezil, net als iedereen John in Julian (Lennon) zoekt. Dan kan je maar beter de koe bij de horens vatten en je vader’s werk gaan vertolken. Dat is de snelste manier om succesvol te zijn, om de pers te halen, om fans te werven, om je schaapjes op het droge te krijgen. Blijkbaar lukt dat goed want Dweezil speelt al twee jaar lang dit repertoire in deze bezetting.

De eerste drie nummers zoemden de roadies als vliegen om de muzikanten heen. De bandleden leken meer bezig met de geluidstechnici dan met hun publiek. Duimpje omhoog, duimpje omlaag, lelijke bek trekken, glimlachje en vingertje naar een medemuzikant en dan weer naar de monitor. Voor het eerst hoorde ik in de Ahoy een perfect zaalgeluid, maar op het podium was het blijkbaar niet in orde. Het meest fantastische van dit festival is de mogelijkheid om zoveel hele goede muzikanten live te kunnen beluisteren. De muzikanten van Zappa’s band zijn grandioos. Vooral Sheila Gonzales, Joe Travis, en Billy Hulting waren geweldig.
Naarmate het concert langer duurde werd Dweezil eigenlijk steeds sympathieker. Hij speelt veel “gewoner” gitaar dan Frank, maar kiest toch voor hetzelfde wah-wah-geluid en dat is ook al weer een voorbeeld van opportunisme. Zelf trad hij weinig op de voorgrond, hetgeen ook niet nodig was met zo’n stel geweldige muzikanten achter zich. Dat veranderde echter in de laatste nummers. Plotseling moesten de spotlights op hem gericht zijn en volgden er in de twee laatste songs ellenlange vervelende gitaarsoli. Het volume van het zaalgeluid was inmiddels zo opgevoerd dat er alleen maar een hoop lawaai te horen was. Zonde van dat eind. Anders was het een uitstekend concert geweest.

dinsdag, juli 08, 2008

Antihelden deel II - Frederik Vuursteen

Afbeelding: Fred Flintstone was net als Prins Frederik Hendrik een echte family-man.

Nog steeds ken ik de melodie van de televisieserie The Flintstones uit mijn hoofd. Fred was goed voor vele gezellige huiskamermomenten. Op de bank naast de gashaard, zo zaten we rond zeven uur ’s avonds aan de buis gekluisterd. Mijn zusje en ik zongen mee, zonder de Engelse tekst te kennen, de klanken nabootsend en we gilden “Yabadabadoo”, en “Wi-i-i-i-i-i-i-i-lma!!”.

The Flintstones zijn eigenlijk een doorsnee Noord-Amerikaanse workingclass family. Ze wonen in het stadje Bedrock en Fred werkt als een kraanbestuurder in een plaatselijke steengroeve. Hij besteedt zijn vrije tijd met bowlen. De antiheld gaat iedere aflevering op zoek naar avontuur. Dat brengt hem altijd in de problemen, maar aan het eind van de episode loopt het goed af. Zijn vrouw Wilma is huisvrouw, maar dat geeft haar geen ondergeschikte positie. Ik heb tenminste niet het idee dat ze tegenover Fred het onderspit moest delven.

De Flintstones hebben maar één kind, het dochtertje Pebbles. Daarnaast hebben ze een huisdier, de mini-dinosaurus Dino. Hun buren, de Rubbles, zijn heel sympathiek, en zijn net een beetje rustiger dan de Flintstones. De Rubbles hebben een zoontje, dat Bam-Bam heet.

Een kleine karakteranalyse van deze antiheld: Eigenlijk heeft Fred Flintstone wel wat gemeen met heer Ollie B. Bommel. Net als Ollie is hij een goedmoedige, gezellige dikzak. Hij is vriendelijk en heeft met iedereen het beste voor, maar hij is ook wat ijdel en is er van overtuigd dat er verborgen krachten in hem schuil gaan. Fred poogt om, als de kans hem wordt geboden, net iets boven zichzelf en zijn omgeving uit te stijgen. Daarbij gaat er altijd iets mis, waardoor hij weer met beide benen op de grond wordt gezet. Als er bijvoorbeeld een prijsvraag wordt uitgeschreven, dan zal Fred zich vast en zeker opgeven met het idee dat hij de gedoodverfde winnaar is. Wij als toeschouwer weten dat Fred waarschijnlijk niet zonder kleerscheuren uit het avontuur te voorschijn zal komen. Barney speelt net als Tom Poes de rol van de voorzichtige, nieuwsgierige helper, die onze antiheld voor al te grote rampen behoedt.

In Spanje heet Fred Flintstone natuurlijk geen Fred Flintstone. Geen enkele Engelstalige televisieserie ontkomt aan de Spaanse nasynchronisatie-maffia (zie ook mijn stukje Telebasura). Fred Flintstone (in het Nederlands Frederik Vuursteen) heet in Spanje Pedro Picapiedras (in het Nederlands Piet Steenhouwer). Barney Rubbles heet Pablo Mármol.
Het kan niet anders of de Spaanse kinderen hebben de Bedrockcultuur gezien als een onderdeel van het Spaanse erfgoed. Ze hebben zich afgevraagd waar hun ouders gingen bowlen, waar ze echte Spaanse cheerleaders zouden kunnen bewonderen, en waarom de Flintstones hele andere dingen aten voor het ontbijt dan de meeste Spanjaarden.



zondag, juli 06, 2008

Slecht mikken

Afbeelding: Frederik Hendrik (1584-1647) was net als Fred Flintstone een echte family-man. Schilderij van Gerard van Honthorst uit 1647.

In de serie ”80 redenen waarom Spanje de Tachtigjarige Oorlog verloren heeft”, deel 17: “Slecht mikken”.

Frederik Hendrik van Oranje-Nassau was het enige kind uit het huwelijk tussen de Vader des Vaderlands, Willem van Oranje, en Louise de Coligny. Hij was een zeer bekwaam veldheer en vanaf 1625 veroverde hij de ene stad na de andere op de Spanjaarden. Vanwege die succesvolle veroveringen kreeg hij de bijnaam "Stedendwinger". Hij had echter nog een andere bijnaam.

In 1629 sloeg Frederik Hendrik zijn beleg om Den Bosch. Hij nam tijdens het beleg zijn intrek in het kasteel Maurik in Vught, vlak onder Den Bosch gelegen. De verdedigers van de belegerde stad vuurden schoten af, waarvan volgens de schepen van Voorne enkele tijdens een maaltijd van de Prins over diens eettafel vlogen, "soodat de spyse werden bedorven". Hadden ze iets lager gemikt, dan was het beleg van Den Bosch misschien heel anders afgelopen.

Frederik nam echter wraak. Hij liet zijn rijke dis voor wat het was en stond meteen op van tafel. Vervolgens snelde hij naar het dichtstbijzijnde kanon richtte dit op de vijand en vuurde dit eigenhandig met een vuursteen af, waarbij hij een Spaanse banier in twee stukken schoot. Dit bezorgde hem de bijnaam "Frederik Vuursteen", oftewel Fred Flintstone. Waarschijnlijk is het toeval dat de makers van de cartoon The Flintstones ongeveer driehonderddertig jaar later dezelfde naam kozen voor hun hoofdrolspeler.